van Godgelyk wy zagen, andere deel den den Mensch inwendig fprekenee- nige vestigden hunne aandagt op het geheele Menschdomof eindelyk op de geheele natuur en orde der dingenis nu overeenkoomftig de ordede oogmer ken der dingen te handelen, ftrydig met het handelen volgends den wille Gods, en het voorfchrift zyner heiligheid Daar God zynen wilzynen welbe- tiaagelyken wil, in de orde der din gen, en derzelver oogmerken vertoont, ipreekt het harthet gewisfe en het ze- ■delyk gevoelzoo dat noch onderfchei- den is, niet menigmaal dezelve taal, als de orde van het heelalis dat alles noch niet een bewys van den wille Gods, volgends welken wy beltaan? Straalde dat alles noch niet des te dui- delyker doorin den rechten (laat des Menfchen? Is 'er wel een andere "weg tot de volkomenheid van den Menschdan in die orde, in welke God hem geplaatst heeft, en buiten welke hy zich niet uitllrekken mag, stal 'er geen wanorde verwekt, en hy 2elve ongelukkig worden? Zyn de pligten der gezelligheiden der onder linge goedwilligheid niet voortvloeiende $8o H. RGYAARDS ALGEMEEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 402