«RONDEEGINZEL VAN NAT. RF.qiIT. 383 zich. daar na gedragen zalen 'er nut uit trekken, in de kennis en betrach ting der pligten? Wy erkennen, en elk zal het met ons moeten doen, dit beginzel zou bereids een overvloedig nut vertoonen, indien het ftrekte, om het famenjlel der natuurlyke pligten, des te vaster3 bondiger, gemakkelyker en lierlyker te maken, en zou deswegens het on derzoek der geleerden overwaardig zyn. Dan kon het evenwel ook op het gemeens leven worden toegepast,, wierd het van elk begrepen en be- fchouwd, de nuttigheid zou des te grooter worden, en de aanleiding tot dwaling, minder; kan men zulks nu van dit voorftel verwachten? Dat wy zienhoe wy hier te denken heb ben. De Mensch is een redematig we zen hy heeft aandoeningen en nei gingen, hem door den Schepper in- gefchapen, die menigmaal zeer nuttig zyn, om een prikkel te hebben tor de betrachting opfporende: maar hy heeft ook de redeom die aandoenin gen te toetfen, die neigingen te be proeven, hy moet zich maar niet als J..'-. l Wek

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 405