386 -h, röyaards algeméén wordt het. De Heer formey toont In de aangehaalde Verhandelingen, des Sources de la Moraleaan (b), hoe men door al te diepzinnig te denken, van den weg is afgeweken hy flaat, volgends zyne meening, eenen een- vouwigen weg inmaar alleen voor zulkendie denken kunnenen dit moesten allen wel, maar zy doen het niet; moest men nu ook den zoodani- gen niet te hulp koomen, daar het aan» koomt op eene zaak van dat gewigt? Maar hoe zal men het dan het duide- lykst bepaalen? Ik onderneem zulks niet, maar wil wel eenige losfe beden kingen geeven. Zal men zeggen: gedraag u overcenkoomjïig de betrekking waar in gy zyt? Maar dit voordel toont de verbindende kragt niet, waarom men aan die betrekking moet onderworpen zynwaarom men zulk eene betrek king niet veranderen mag: en in geen begin zei, vooral niet in zulk een, dat inzonderheid voor het gemeen zal nut tig zynmag zulks uit het oog verlo ren worden; behalven dat het niet weinig duister is. Zal men zeggen: gedraag u zoo, dat is, O) Peg- 368»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 408