390 H. ROYAARDS ALGEMEEN verkeerde bewegingen van onmatige begeerlykheden, of het geen hier aan is overgeheld? Het oogmerk van God in al het fchepfelis de volkomenheid van my en al het Jchepfel; daar in blinkt de eer van God, daar in blinkt het geluk der fchepfelen uit: twee dingen die zoo naauw aan eikanderen verknogt zyn. God heeft my neigingen gegeeven tot myn geluk en volkomenheidtot be- voordering van dezelveHy heeft my vermogens gegeevenen des lighaams en der ziele, die daar toe hrekken, waar door ik de wegentot deeze vol komenheid leidende, des te beter be* feffen, en de middelen des te yveriger aanwenden kan. Wat is dan in myn beftaan het oogmerk Gods Gewis myne volkomenheid. Zoo heeft God niet alleen my, maar alle Men- fchen nevens my gevormd: wat is dan het oogmerk Gods in hun, anders, dan hunne volkomenheid Zoo heeft de Schepper aan het leevenlooze en redenlooze dat medegedeelt, het welk tot derzelver volkomenheid flrekken kan. Hy heeft den Mensch zoo ge- yormddat de een met zyne daaden om»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 412