grondbeginzel van't nat. recht. 395 qui font capables de la reflexion la*plug legere. Maar noch iets ten vyfde. VYFDE VRAAG. In welk een verband ftaat zulk een beginzeltot dathet welk ons de leer der Openbaaringe opgeeft? Het hoofdoogmerk van alles, wordt ons in dezelve aangekondigd als de eer van god zyn uit hem, door hem, en tot hem alle dingen, hem moet ook de heerlykheid zyn in de eeuwigheid (f). En de hcofdinhoud van Gods wetten en voortchrirten isden Heere hunnen God lieftehebbenmet alle kragten, en zyne naasten als zich zeivenzoo dat liefde de geheele vervulling der wet is (g). Zyn deeze voorllellingen, overeen- koomftig met ons beginzelen zou het niet beter zyn de laat ft e in plaats van heteerfle te kiezen, daar de Openbaa ring toch onjaaibaar is? Wy kunnen op het een en ander kortelyk antwoor den. De (f) Rom. XI: 36. (g) Deut. VI: 5. Lev. XIX: 18. Jac. II: 8. Matth. XXII: 37. It om. XIII: 10, enz

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 417