30 C. KAYSER ANTWOORD OVER gen j gelyk die van de pottebakkers, een halven duim dik gelegdvervol gens op deeze laage blaaüwe plavui zen in ordinairen kaikmortelgebragt worden. De verdeeling der vertrek ken» op deeze of eerifce verdiepinge hebben wy op het plan Fig. lil. aan- geweezen. Dit plan voor ons neemende, zien wy een zestiental kamers» welke alle» door mime en wel verlichte gangen» kunnen bezogt worden; deeze gangen d ddd ontfangen haar licht uit het mid- denlle van het gebouw» dat met een plat overdekt is» waar op drie lantaar- nen Haanals mede twee licht- en luchtkokers gg, boven de fecreeten» zoo als, tot klaarder begrip, de door- fnydinge, waar van hier naa zal ge- fprokenworden, aantoont. Menkoomt langs den grooten trap boven by a a; b is een portaal» waar op teffens de toegang is tot een gemeen fecreet; c is een groot portaal tot degagement van deeze beide portaalen koomt men door de bogen e e in de gangen is een licht bovenden man; de vertrek ken zyn van een tot zestien genom- merd, No.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 42