420 a. van solingen over be maar al te dikwyls fchaamrood gewor den is. En zeker zullen wy edelmoedig zyn: wy, die thans onze gedachten laaten gaanover het voor- en nadeel van den invloed der zintuigen, zoo behoort ook tot onze taak het mis bruik, dat men gemaakt heeft van de zintuiglyke Proefondervindelyke Na tuurkunde, aan welke men anderfmds het uit den weg ruimen van zoo veele dwaalingenhet veranderd gelaat der ISlatuur, en den zegepraal der waar heid over denkbeeldige Wereldflelfels, verfchuldigd is. Het kennen van dit mis bruik is van te meer belang, om dat men uit de beweginge het ydel; en uit het ydel Gods onmeetbaar beftaan heeft meenen te verklaaren terwyl men zich aan den anderen kant ver beeldde, uit de drukking en botzing, en uit alle die verfchynfelswelke men door aantrekkingskracht uitdrukt, de beginfels der ftof, hoe zeer de zin tuiglyke ondervinding hier niets in voorlichtte, te kunnen verklaaren: het onbevooroordeeld opgeeven van het een en ander zal genoeg zyn, om te doen zien, dat, in iedere Wysgeerige eeuw?

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 442