430 A. VAN SOLINGEN OVER DE Niet te vreden met de kennis van deeze waarheid, heeft men gemeend de werking dier uitwendige oorzaaken zelve te kennen, en dezelve uit den aart der beweginge Wysgeerig te kun nen verklaarenmen befchouwde een lighaam in rust; men zag die rust ge- ftoord, door de drukking of botzing van een ander lighaamen men heelt kunnen goedvinden te verzekeren, dat 'er uit het een lighaam kracht in het ander overging. Wanneer een rustend, niet veerkrachtig, lighaam, door een gelykfoortig lighaam, dat in beweging is, wordt aangebost, en zy beiden, hoedanig de onderlinge be trekking van hunne masfae ook wezen mogena den fchok met dezelfde fnelheid bewogen wordenzoo druk ken zich in dit geval de Natuurkundi gen zoodanig uit, dat de krachten van het botfend lighaam zich in diervoe gen verfpreidsndat beide lighaamen na de botzing, even fchielyk bewogen worden; zoo ook, om geen meerder voorbeelden aantehaalen, wanneer het aantebotfen lighaam in beweging is, en met dezelfde rigting als het bot fend lighaam, zal het laatfle, naar even-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 452