44° A. VAN SGLINGEN OVER DÊ en eindelyk als Stelkunst de groothe den, (d. i. al wat vermeerderd of ver minderd kan worden)in het alge meen: met een kondig behulp van Zintuiglyke merken, le:dt zy ons op tot een onfeilbaaren trap van zekerheid; de Stelkunst inzonderheid ftelt, tot verbaazing van het vetdand, op een waarlyk tooverachtige wyze, geheele redeneeringen, door Zintuiglyke mer ken voor, welker Werktuiglyke faa- mendeliing zoo duidlyk en onfeilbaar is, als het harbor a C elarent van de Peripatetici bedrieglyk en verward was. De volkomene zekerheid der Wis kunst blykt hier uit, dat elk eerst be ginnende leerlingdie de eerde en eenvouwigde voordellen in orde be toogd heeft, hier in, door newton zeis, niet kan overtroffen worden. Zoo opbeurend als deeze waarheid is voor den beöeffenaar der Wiskunst, zoo veel wordt hem, aan den anderen kant, de moed uitgedoofd, om dat zy haare nuttigheid enfehoonheidzoo lang voor hem verbergt, tot dat hy vorde ringen gemaakt heeft, welke hem tot derzeiver toepasfing gefchikt snaak-en een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 462