47° g. v/indiï dissertatio tate terrestris fuperficiei. Tandem ali- ud quid indagandum reftat, quod vali de Aëris noftri conftitutionem mutare valet, et non exiguam in vitalem cor poris noftri machinam vim ftiam exer- cet, fciiicet Ventus. Venti, qui in hae Regione fpirant, licet liberi fint feu vagi, et nullum adeo ftabilem teneant curfum, tarnen quinam prae caeteris magis frequentes flare foleantex Ob' fervationibus Aërometricis mullrria- 3Siis, ad calcem priorum Voluminum Societatis Scientiarum Zelandicae ad- jectis, colligere licet, ex quibus patet, hiemali vernoque tempore quam maxi me fpirare Ventem Septentrionalem ma' Aarde verfchillen, Eindelyk blyft 'er noch iets an* ders overom te onderzoekenhet geen veel veran dering in ons Luchtgeflel kan te weeg brengen, en geen geringen invloed op onze Ligbaamen heeft, na-r xnelyk de Wind. Hoewel de Winden, die in dit Land waayenvrye en veranderlyke Winden zyn en geen vasten ftreek houdenzyn 'er nochthans fommigedie gewooiilyk meerclan de andere waay en het geen men kan opmaaken uit de Lucht-waar- neemingen van den Heer muller aan het einde der eerde deelen van de Verhandelingen van het Zeeuw- fche Genootfchap geplaatst, uit welke blykt, dat, in den Winter en Lente, de Noorde wind het meest waayt,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 492