502 J. VAN BREDA, OVER EENE Dan al waren 'er geene andere zwaa- righeden geweest, liet echter de reeds invallende duisternis niet toe, dit noch deezen dag in het werk te ftellen nochthans beflooten wy den volgen den morgen, met het aanbreeken van den dag, haar weder te koomen zien, en, indien de Lyderesfe de Operatie ■dan nog begeerde, en de omftandig- heden het eenigzints toelieten, die, als een remedium anceps ct exiremumte beproeven. Dan faturdags's morgfens vonden wy haaf zoodanig verergerd, dat wy met genoegzaame zekerheid konden vast- ftellcn, dat 'er reeds, in eenen hoog en graad, Gangraena was, terwyl zich alle de toevallen vertoondendie eenen aannaderenden dood aankondigden welke dan ook den volgenden dag, omtrent den middag, volgde. Zie daar, MynHeer! een eenvou- wig verhaal van dit gewigtig en dood- lyk gevalhet geen ikom zyne by- zonderheid, geoordeeld heb, aan U Ed. te moeten mededeelen, en waar omtrent ik zeer verlangeUwe aan merkingen te mogen weeten; vooral wenschte ik uwe aandacht wel be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 524