AAN J. VAN BREDA." 517 V. Myne gisfing dan voor waar aangenomen zynde, zal het niet noo- dig zyn, de oorzaaken der verftropping, in uw geval, in het brede te betoogen: wanneer men immers, op de meerdere gevoeligheid der deelen, welke plaats grypt by zwangere Vrouwen, zoo wel als op de meerdere gefchiktheid der vogten, tot ontfteeking let; en men daar by voegt, de meerdere drukking van het ingewand door de ,Lyfmoeder en door den, door de zwangernis meer, uitgerektenen dus meer op het uit- gefchoten ingewanddrukkenden band van pqupart; eindelyk, wanneer men de vermeerdering dier oorzaaken, door de werkingei der reeds ter baa ring beginnende Lyimoeder, van het middenrif en buikfpieren, in overwee ging neemtzal men buiten twyffel een aantal redenen vinden, waar uit men kan afleiden, dat deeze verftrop ping haaren oorfprong had, en in dit geval mindere redenen hebben dan in beknelde breuken waar de ver ftropping alleen door den ring, band van poupart of breukzak veroor zaakt wordt, en v/aar in men niet zel den, met verfoeide fchreden, ontftee- Kk 3 king3

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1786 | | pagina 539