JODEN TE COCHIM.
45
daarvan gemaakt hebbe? hoe dit aanleiding heeft
gegevendat p. j. bruns in een periodik werk,
dat te Leipzig uitkomtzyne bevreemding voorftdt
dat noch de uitgever, noch de overzetter, dierge-
fchiedkundige naarrichten eenig gewag maken van
anquetil Eu perron; welke de Joden te Cochim
ook bezocht, en het privilegium, van cheran pe-
roemal aan hen gegevenin zyn ZendAvefta had me
degedeeld dat tusfehen de afdrukken van datprivile
gie, by anquetil en busching, in de karakters
groote verfcheidenheid plaats heeften dat het niet te
vermoeden zydat beiden naar hetzelfde origineel
zyn gemaakt. Dan dat dit vermoeden ongegrondt
en de verfcheidenheid niet zoo groot zyword ver
volgens aangewezen; en tevens aangetoond, dat
het aflchrift van den Heer moens met de boogfte
waarfchynlykheidboven dat van den Heer an
quetil, in naauwkeurigheid te fchatten zy. Ter-
wyl de geleerde Schryver, na eene korte uitweiding
over de st. thomas christenen dit zyn vervolg
befluit, met eenige verbeteringen en aanvullingen
zyner.vorige naarrichten nopens het ryk Iiranganoor
omtrent eene verzameling van Oosterfche handfehrif-
ten, welken wylen Prof. jac. willemsen bezat;
en met een berichtaangaande de aandoeningen by
die Natieop de voorlezing zyner naarrichten
door den lieer moews aan dezelvcn,
t
Nafchrift betreffende de blanke en zwarte joden
te Cochimuit latere ingekomene berichten van den
Heer