68 NATUURKUNDE. inleiding van deze Verhandeling fielt de Sehryver de wisfelvalligheden voor, welken de kennis dei- natuur heeft ondergaan, bl. 118. En hieruit leidt hy de aanleiding toten het gewicht van, de voor gemelde vraag af. bl. 131. In de oplosfing van de zelve is het van veel belang, dat men alle kundigheid van de natuurgewrochten, en hare oorzaken, uit de eerfte beginfelen ophale. bl. 133. Welke nuttigheid uit deze wys van philofopheren voortvloeijeword aangewezen: bl. 139. dan dezelve heeft hare moei- lykheden, die niet dan door eene wélbellierde re denkaveling kunnen overwonnen worden waarin men zich van proef- en wiskunde bedient, bl. 142. Zoo klimt mendoor de eigenfchappen der lichamen en wetten van beweging te ontdekkenvan de ge wrochten tot de oorzaken op. bl. 151. Dan, hoe verre moet men in het ontdekken der oorzaken voortgaan? Hieromtrent isverfchil! daarnaar word gevraagd? bl. 153. ter beilisfing hiervan moeten de eigenfchappen der lichamen zoo wel als de wetten van.beweging, in algemeenen en byzonde- ren ondcrfchciden worden, bl. 154. Met betrek king tot de laatstgenoemden, is 'er ten aanzien van de wetten der algemeens zwaartekracht ver- fchil: bl. 15S. de aantrekkingskracht behoort niet tot de wezenlyke eigenfchappen der lichamenbl. 159. maar moet men dan, met newton, dezelve als eene inwendige hoedanigheidof, met leie- NiTZ als een uitwerkfel van uitwendige oorza ken, belchouwen? bl. 170. Het gevoelen der Wol-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1789 | | pagina 140