6o L. VERWYK ANTWOORD raren in ons Vaderland zoude niet zich tot eene eer rekenen, door de goede Voorzienigheid in de gelegenheid ge» field te worden, om deze jonge lieden tot zulk een nuttig einde te helpen op-* voeden en aankwecken, en aan zulk een heilzaam werk de hand te leenen? Om nu met te zeggendat het weder om, in ons lieve v aderiand, niet ont-* breken zoude aan milddadige lieden die, wanneer deze zaak tot fiand ge bracht werd, het hunne zouden willen toebrengen, om de noodige kweek» fcholen daartoe op te richten, en den arbeid, die daaraan beileedt werd, te vergelden. Niemand werpe ons hier tegen, dat de geringe afkomst van diergelyke jon gelingen hen tot het werk dezer be» dieningen ongefchikt zoude maken wantom de ongerymdheid dezer tegenwerping duidelyk te bemerken behoeft men zich hechts te herinneren, «dat zelfs de eerfte bedienaars van het zalige Euangelium, (en wat was deze bediening niet verheven boven die der Krankbezoekeren by de Oostindifche Compagnieniet gewreest zyn vele tyken, vele edelen, vele wyzen; maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 110