DE GELEÉRDE MAATSCHAVPYÉN* 39
maakte, thans fchynt te Ondervinden,
of voor het minde te onderftejlen I dat
de Nederlandfche geleerde Maatlchap-
pven niet, zoo veel mogelyk, aan het
algemeene en nuttige oogmerk beant
woorden maar daaromtrent elkan-
deren, van meer dan éénen kant,
hinder doen: waarom in het Program
ma voor het jaar 1784, de Vraag voor
gemeld werd
Welke fchikkingen kunnen Vrdoor de
gezamenlyke geleerde Maatfchappyen in
ons Vaderland. gemaakt wordenom
zonder eikanderen eenig hinder toe te
brengénfaam te werken tot bereiking
van haar gemeen doelde bevordering
van den bloei en de uitbreiding der kwi
jlen en weten fehappen
De gegronde- wensch van vele wer
kende Leden dezer Vaderlandfche
Maatfchappyen, dat dezelven-, inzon
derheid van meerder nut zyn mochten
voor onzeLandsgenooten; en de daar-
by telkens ontdane vraag, "van waar
de gebrekkelyke voldoening dier
beste oogmerken eigenlyk mocht af-
3, hangen"? deden my, in het voor
leden jaar, eenen kans wagen, en
myne geringe vermogens aan-de- be-
V' 1 ,j't.