•14°, A. BONN ANTWOORD OVER
antwoording dier voorgeflelde Vraa?
beproeven.
De aanmerkingenin het laatfte
Programmaop. myn ingezonden ant
woord gemaakt, zouden my lichtelyk
overgehaald hebben, om (op het vcet-
fpoor van anderen) de voldoenende
beantwoording dezer Vraag, aan
bekwamer fchryveren over te laten;
indien niet, van den anderen kant, de
betuiging van zoo veel genoegenwaar
mede myne Verhandeling by het Ge-
nootlchap was gelezen, my vleijender
gedachten van mynen arbeid had doen
opvatten, en doen geloovendat ik
waarheid gefchreven; ja niet geheel
-onmogelyke en verwerpelyke fchik-
kingen voorgedragen had.
Devo.orgellelde Vraag echter werd,
met eenige nadere bepaling, in het vol
gende invoegfelvergrootzonder de
eene van de andereof van eenig opper
- bewind qfhanglyk te makenenovereen-
komflig met eiker oorfpronkelyke inrich
ting faam te werken enz.
- Om aan de uitnoodiging en den
-wensch eener zoo aanzienlyke Maat-
lêhappy genoegen te geven; maar
ïiiet minder, om daardoor, ware het
mo:
I