DE GELEERDE MAATSCHAPPYEN. ?53 komst te leur gefield vinden waar van de reden geene andere zyn'kan, dan dat zy zich door haar getalmaar tevens door haren oorlpronglyken aanlegeigen aartbyzonder belang en onbepaalde werkfaamheidonder ling benadeelen; en, het gene ik 'er tegen wil en dank moet byvoegen, misfchien door een fomtyds te wille keurig bejluurniet altoos opgevolgde wettenen onvoldoende aanmoediging, de achting en het credit voor de ge leerde Maatfchappyen in ons Vader land, by onze eigene Landsgenooten, doen verminderen. 6. De welmeenendfle yver, die de achtbare Maecenaten en Beilierderen dezer geleerde Maatfchappyen aan zet, om den bloei derzelven te bevor deren, kan het algemeene en voortref- lyke doel0nimmer naar wensch berei ken indien niet de lust ter werk- faamheid tot alle de Leden zonder onderfcheid. doordringten alle be kwame Vaderlandfche geleerden en kunilenaarstot bereidwillige mede werking niet overgehaald worden. Diezelfde Maatfchappyen misfen daar enboven in de bereiking harer oog- K 5 nier:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 201