de GELEERDE MAATS CHAPPYEN. Ip'9 h. De groote vergaderingof die ter uitdeeiing van de eerpryzen, zoude mislchien (op het voorbeeld van eeni- ge buitenïandfche Akademienvan de dichtlievende Genootfchappen; en mindere kweekfcholen) ook by de geleerde Maatfchappyenmet eenige meerdere plechtigheid, en vergunden toegang voor geleerden en kunftenaren van rang, zoo wel vreemdelingen ais onder onze landsgenootenkunnen worden gehoudenten einde ook hier door mede te werken ter aanmoedi ging van anderendie nog geene Lor den zyn; om ook hunne verborgene fchatten van letter- of kunstarbeid vrywillig, aan de Maatfchappyen ter gemeenmaking aan te bieden. I De voorwaarde van aanftelling om als Leden van één lichaam faam te werken, zoude door de jaarlykfchs ■programmata en rondgaande brieven aan alle de bekwame Leden en Be- ftierderen kunnen herinnerd worden waartegen het ontzeggen der eer van het Lidmaatfchap den onwilligen niet konde beledigen daar wettige verhinderingen altoos verfchoomng verdienen. K 4 L

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 247