230 P. LUCHTMANS OVER EEw' deed my denkendat het eéne en an dere zyn' oorlprong had uit eene zeke re ongefteldheid, die m alle de voch ten al van vroegere tydenhad plaats gehad en zu ks deed my vree zen datolfchoon wy aleens 'de on gemakken, die daaruit reeds werkelyk ontllaan waren, door de afzetting van het been boven het laatstgemelde knobbeltje wegnamen, deze ontaar- ting der vochten zich naderhand, van nieuws, op eene of meer andere plaat- fen zcude openbaren, en aldaar dier- gelyke gezwellen maken. By nadere overweging, kwam ech ter geene dezer beide bedenkingen my voor voldoende te zyn, om van de af zetting van het been af te zien. Dat in dit geval tegenwoordig deze kunstbe werking niet alleen het veiügfte maar zelfs het eenigfte middel wasom het leven van onzen lyder te behouden, ftond by my vast: en dat de groote Zwakheid, die by hem plaats had, niet zoo zeer eene uitputting van krachten wasdie door het ongemak ^ls ongemak, en door deszelfs gevol gen, veroorzaakt en van tyd tot tyd toegenomen was,; als wel een onmicf-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 278