24O P. LUCHTMANS OVER EEN' ja ik kwam welhaast in het vermoe den, of niet fomwylen diezelfde ftof, die te voren oorzaak van het onge mak onzes lyders geweest wasen die vervolgens, zoo lang de homp van het afgezette been overvloedig etter de, zich onder de gedaante van etter, of liever met denzelven gemengd, ontlast had; nu daartegen, by het min- •deren der ettering, -wederom binnen het lichaam blyvende, en met de overi ge vochten door hetzelve omloopende, door eene of andere onbekende oor zaak in de longendaar dog al ons bloed doorloopen moetwas opge houden aldaar verfloppingen had ver oorzaakt, die de bovengemelde bezet ting en benaauwdheid in de ademha ling hadden te weeggebracht. Hoe meer ik onzen lyder bezocht, en alle de omflandigheden, die zien by hem opdeden, naauwkeuriger naarging, hoe meer ik in dit vermoeden bevestigd werd: de koorts, die in den beginne afging, bleef hem federt eenigen tyd meest by, en was op geenerlei wys te overwinnen: zelfs was het aanhou dende gebruik der kina niet alleen on genoegzaam» om dezelve geheel te over-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 288