246 P. LUCHTMANS OVER EEN* evengemelde hoofd van de groote buigipier, by derzelver beginfel, van den biel af; teffens hare pezen, die van het been afkomen, affnydende: en daarop het eene en andere voorwaards van de daarop volgende banden van de beenderen des voets affcheidende, bleek het, dat zoo wel het bovenfte gedeelte van de groote buigfpier der teenen, als het bandachtige be- kleedfel der beenderen van den onder voet, volmaakt gezond was: doende zich daarin niets op, 't welke naar de minfte ongefleldheid of ontaarting Zweemde. Dus het hoofdongemak met alie jiaauwkeurigheid naargegaan hebben de, gingen wy over tot het onderzoek van de kuit: waaraan ook onze lyder, (zoo als wy reeds te voren aantee- kenden,) fed er t eenigen tydeen klein gezwelletje had ontdektdat hem, na het herhaald aanleggen van rattekruid op het ongemak aan den hiel zeer gevoelig was geworden, cn hem federt dien tyd eene doorgaan de knagende pynhad veroorzaakt: ten dien einde de huid met een gedeel te des vetroks, die over de tweeling-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 294