FUNGUS AAN DEN HIEL. 247
fpier (p) loopt, afgefcheiden hebben
de zagen wy welhaast aan het on-
derfte gedeelte, naar de'buitenzyde,
een klein witachtig gezweliets groo-
ter dan eene groote graauwerwt: het
welkedoor my geopend zynde
eene witte fmeer- of papachtige ftof
bevatte in allen deele gelyk aan die,
welke men gewoonlyk in de fpek-
gezwellen aantreft. Dus fcheen 'er
geen twyfel aan, of het was in de be-
ginfelen een gewrocht van dezelfde
kwade gefteldheid der vochten die
tot het eerde ongemak van "den hiel
aanle'ding had gegeven- verder
befpeurden wy hieromtrent niets
'twelke onze aandacht trok; zynde al
les omtrent hetzelve, naar het üiter-
lyke aanzienfrisch en gezond.
In meer dan één opzicht diende
het gedane onderzoek onster ophel
dering van dit geval, en tot recht ver
hand van den waren aart en ooriprong
van dit ongemakover den eerden
oorfprong toch (zoo als ik te voren
reeds met een woord meldde) wa
ren wyby het houden der raadpie-
Q. 4 ging
(p) wttfculus gemellus