248 v. LUCHTMANS OVER EEN' ging niet van dezelfde begrippen zynde eenigen onzer van gevoelen, dac het hoof dong e mak aan den hiel Zynen eernen oorfprong verfchuldigd ware aan een' zoogenaamden wind doorn (q) of bederf aan het hiel- been (r)hetwelke door verloop van tyd zich uitbreidende, eerst het been vlies (s) en de pezige banden (t) der beenderen van den ondervoet, en vervolgens de buigfpieren der teenen had aangedaan en dat deze fpieren vervolgens meer en meer ontaart zyn- de geworden, eenfungeus gezwel daar uit ware voortgekomen; het gene door verfcheidene oorzaken, vooral door de gedurige drukking by het gaan en ftaan, in grootte was toegenomen, en naar buiten uitipattende, tot zulk een' trap van kwaadaartigheid geklommei} wasals wy hetzelve gezien hadden. Met meerdere waarfchynlykheid gaf een ander onzer, by de gehoudene raadpleging, in bedenking: of dit on gemak niet behoorde gebracht te wor- (q) Jlnna ventofa •f's) periojieum tó ijj calcaneus

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 296