254 v- LUCHT MANS OVER EEN* en het was dus even of de long met eene foort van vet of fmeer bezet wa re: dit kreeg nog meer waarlchyn- lykheid door hare kleur en het uiter- lyke aanzienzy was van buiten ten eenenmale witen had overal veel overeenkomst met een' grooten vet- klomp, die de gedaante der iong haden toen wy vervolgens deze long doorkne den, vonden wyhaar van binnen aller wegen met eene vet- en Imeerachtige lloffe bezet. De rechterlong was ze- kerlyk minder ontaart, dan de linker: en niet alleen was zy by het openen van haar borstvlies toegevallen ja genoegfaarn overal van hetzelve los; (bevattende het borstvlies eene mati ge hoeveelheid van een doorfchynend roodachtig vocht;) maar de long was ook op vele plaatfen uiterlyk ge zond, en, zoo als men zulks veeltyds ziethoogblaauw op verfchéidene plaatfen echter was zy bezet mee knobbelachtige gezwellen (x), die van verfchillende grootte en gedaante wa ren; en waarvan het eene meer ver heven was dan het andere zoo dat daar 'er fommigen aanmerkelyk boven hun- (x) zie Fig. UI.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 302