2$% p. luchtmans over een5
vleide, verdwenen zynde, onze on-
gelukkige lyder ten ia at ken ra
het ,u it liaan van de geweldigile be-
naauwdheden daardoor uitgeput en
'bezweken zy.
Dus zagen wy uit dit geval
i.) Hoe de natuur; om zich van
eene fckadelyke ftoffe, die in het ii-
chaam gevormd en opgehoopt word,
te ontdoen, en het gevaar, dat haar
deswegens over het hoofd hangt, af
te keerenniet zeldenmet zuik een
heilzaam oogmerk, die doffe naar het
eene of andere deel van het lichaam
dryft wiens werking mindere vér*
knochtheid heelt met het levendaar zy
wel eenig ongemak veroorzaakt, doch
dat meermalen van weinig aanbelang
is; en het welke, met voorzichtigheid
behandeld, en behoorlyk gemydt wor
dende, dikwerf een' zeer langen tyd
met gering ongemak gedragen word,
en den mensch voor het overige ge
zond laat.
Maar wy merken hier 2.) aan: hoe
Zulk een uiterlyk ongemakwanneer
het, in den beginne, niet naar behooren
vermydt, maar veronachtfaamd word;
en door herhaalde drukking, als anders
zins