26l V. LUCHTMANS OVETt EEN' heeft met het onze. Ik bedoele het ge val van den Markgraaf van Sc Aüban, het welke de groote boerhave in eene alzonderlyke verhandelingonder den titel van Atrocis rarisjimique mor bi hi- ft or ia alteramet zyne gewone naauw- keurigheid en oprechtheidin het jaar 1728'. belchreven heeft. Die Heer: welke by overerving eene by- zonder'e dispofttie tot aanbeijens (b) fcheen te hebbenaltans wiens va der, na daaraan veel uitgeftaan te hebben eenigen tyd na het fnyden en branden derzelven, aan eene zwa re bloedfpuwing ftierf: befpeurde al- vroeg de eet lie beginfelen van dit onge mak en dit nam in korte jaren zoodanig toedat hyin den bloei van zyn leven niet alleen onuitfprekelyke fmerten daarvan leed, maar het ook te duchten Honddat by verder verloop van tyd nog meerdere en ergere gevolgen daaruit zouden voortkomen. Uit dien hoofde metgemelden Hoogleeraar hier over raadplegende,fchreef die hem eene itrenge levenswyze voor: met byvoe- ging van eenige inwendige verzachten de geneesmiddelenom dus (ter gely- kfiemrrhfffdfö

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 310