des levens, eenen meerderen of min deren trap van fcherpte ontfangen: bekwaam om dezelfde doodelyke uit werkingen te veroorzakendie byna aan alle vergiften gemeen zyn. De vernielende kracht van andere vergiften, voornamenlyk uit het ryk der planten, bepaalt zich, om de va ten van het dierlyke lichaam hevig faam te trekken; de vochten te verdikken; den omloop derzelven te vertragen; de werkingen der affcheidende en uit werpende emunctoria van het lichaam te belemmeren, en ten eenenmale te verdoovenwaardoor vroeger of la ter de dood word te wege gebracht. Sommige vergiften werkendoor een verrottend vermogen, zoo hevig op de vochtendat zeer ras het famenweef- fel zoowel der vaste als vloeibare dee- len ontbonden, en in een rottig Hin kend liquamen veranderdgepaard met alle doodelyke teekenen, ten lichame uitvloeit. Doch verre de meesten, en wel de gevaarlykfbenoefenen hunne verdervende kracht op die edele en voor het leven zoo noodzakelyke werk tuigen het hart en de longen: dewyl 2y, door eene hevige prikkeling, het DE VERGIFTEN* 277

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 327