XXX In het geheel niet voldoende is. De fchryver, ja, ftelt verfcheidene gewichtige aanmerkin gen voor; en geeft verfcheidene wezenlyke gebreken der hoogefcholen opdan hy telt ook Eoodanigen daaronder, die twyfelachtigja die ongegrondt zynterwyl hy niet weinige voor namen geheel onaangeroerd laat. En met betrek king tot de eerften is het niet genoeg te ken nen te gevendat men deze of gene gebreken behoore weg te nemen; indien men niet te ge- lyk de middelen aan de hand geefthoe men die zal wegnemen wat in derzelver plaats ftellen, 't welke men vertrouwen mag, dat beftendig nuttig en goed zal zyn? Daaren boven dient aangewezen te wordenuit wel ke bronnen die gebreken voortvloeijenof dezelvenals wezenlyke en beftendige, dan Hechts als toevalligete befchouwen zyn in welk eene betrekking zy ftaan tot den algemee- nen geest der eeuw? welk verband zy hebben met byzondere nationale omftandighedentot het karakter de levenswys de opvoeding de manier van denkenenz. behoorende Zoo deze en foortgelyke ilukken in de beantwoording dier vraag niet worden onder de aandacht ge houden: zal men geene middelen ter verbete ring aanwyzen, door welken de gebreken on zer hoogefcholen grondig worden weggenomen en het voorgeftelde doel bereikt. Nogmaals herinnert het Genootfchap, onder de meermalen gemelde voorwaarde met de bygevoegde nadere bepaiingen, in het pro gramma des Geuootfchaps van het jaar 1785. te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 32