ter gehoorzaamheid zyner allerheilig- fte geboden en inzettingen te rug te brengen (d). De Jegyptenaren bercbouwden de ze dieren ais voorbeduidfelen van ge luk of ongeluk: zy werden als heilig aangezienmen zwaaide hun den rook der offerhanden toe ter bevrediging en die niet vergiftig warenhield men in meerdere eere. De priesters ge bruikten hen als werktuigen hunner voorfpellingen en het werd als een gelukkig voorteeken gehouden, wan neer deze dieren het offer proefden en zich traaglvk om den altaar be- weegden. De fiang werd in de Hlê~ roglypbifche of fpraakbeelüige taal der priesterenals een zinnebeeld van macht en heerlykheid aangenomen hunne priesters zoowel als die van Aêt/mpië, geiyk diodorus siculus (e) getuigt, droegen langwerpige hoeden, waarvan de kruin verfierd was met om- flingerende figuren van afpidesof ze ker foort van vergiftige fiangenen het diadêma hunner Koningen praalde altoos met de figuren van dit zinne beeld. 5l82 G. DE WIND OVER (d) Numer. XXL vf. 59. ge) D1QD0R. SiCUL. Lib.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 332