venfie kakebeen, waarmede zy den beet doen, bedoren liggen: en nam verder waar, dat wanneer de adder zyne tanden van die fcheden ont blootte, en toebeet, noodzakelyk da£ gele vocht of vergift, over de tanden heenvloeijende, in de wond moest in- vloeijen: dewyl deze fcheden of blaas jes aan den wortel der tanden hangen de, het vermogen bezitten, om zich faam te trekkenen wederom over die tanden heen te fchuiven. Hy toonde aan, dat het vergift niet fchadelyk is, wanneer het door den mond word in genomen maar dan alleen, als de ad der den beet in het werk Heit, en het gele vocht in de wond word uitge- ftort: dat ditzelfde vocht, uit een'doo- den adder genomen, altoos venynig is, wanneer het in de wond gebracht, en met het bloed van hetgekwethe beest gemengd wordhet zy men 'er zich van bediene, als het nog vloeibaar, het zy als het gedroogd en tot poeder ge maakt is. Zyne proefnemingen, od adders van Italië ondernomen, leereii ons ook, dat de olie van tabak een doodelyk vergift zy voor deze dieren, wanneer men derzeiver huid met eene naald DE VERGIFTEN. 2$7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 337