DE VERGIFTEN.
hebbende, bevond hy, door het mi-
crofcoop dat in dit venynige vocht
een deel fyne fpikkeltjes van zout
drevendie na eeiiigen tyd in zeer
puntige kryflallen veranderden wel
ken als uit zekere knoopen fchenen
voort te komen: zynde zoo hard, dat
zy verfcheidene maanden op het glas
onveranderd bleven. De gantfche ia-
menweving geleek eenigszins naar een
fpinneweb, doch was oneindig dun
ner en fyner. In zyne ontleedkundi
ge befchryving van het hoofd des ad
ders nam hy waar, dat in het boven-
lle kakebeen even als men by de
meeste vleeschverflindende dieren be-
fpeurt, één, twee, lömtyds drie, holle
tanden gevonden wordendat deze
tandenzeer naar flagtanden gelyken-
de, een weinig krom gebogen naar
achteren ftaanen dat eene bollig-*
heid in dezelven loopt, van den wor
tel af tot dicht aan de puntalwaar zy
eindigt met eene fpleet (niet ongelyk
aan die van eene fchryfpen) in het ho
vende of bolle gedeelte van den tand;
door welke fpleet de adder zyn ver
gift uitftortbehaiven deze vergif
tige tanden j, op iedere gyde van de
T 2 bcy