de vergiften. 295 even zoo min als, wanneer zy eik anderen by tendeZe beet voor hen- zelven doodlyk is. De Abt fontana beweert verder, dat dit vergift geen kenmerk in zich be vatte van een zuur of loogzout te zyn, zoo als eenige fchryvers voorgeven maar dat het van een' gomachtigen aart zy, zonder eenigen bepaalden fmaak. Deze keurige naarfpoorder had de ftoutheid, om al het venyn, het gene hy uit den adder deed druipen, op de tong te nemenen daarmede den, mond te bevochtigenzonder ander bykomend vocht, dan alleen van zyn fpeekfel: hy werd niets anders gewaar, dan eene famentrekking en wrangheid in den mond: zeer verfchillende van het venyn der fcorp'toenenhet welke bytend is of dat der byen en horleis waarvan de fmaak bitter is, en op de tong eene fenfatie of gevoel geeft van een allerfcher'pst mineraal zuurvocht. fontana heeft, gedurende eene reeks van jaren, het vergift van een' dooden adder in zyne voile kracht be houden zoo als hetzelve beÜoten lag in de holligheid van een' tand, die uit zyn alveolus of kas geweken T 4 was

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 345