der dan één en eene halve m'wut dood. Alle deze vogels(gelyk mede de muis,) zaten oogenblikkelyk na de ont- fangene wond zeer flil; tot dat hun de ftuiptrekkingen meer en meer overvie len: in deze doode vogels, en muis, kon men naauwlyks den beet der tan den ontdekken. Doch het gene meest verwonderlykis was de proefneming, welke deze Heer in het werk helde, na dat de (lang geltorven was. Na de vergiftigende tanden van de flang(dié reeds drie maanden in brandewyn had gelegen,) door een werktuig naar voren gebracht te heb ben; nam hy een' frisfchen levenden vogelen kwetfte met de uitgebrachte tanden deszeifs vleugellid zoodra was de vogel niet wederom in zyne kooi gezetof hy gaf aanftonds blyken der werking van het venynen bleef on- beweeglyk op ééne plaats, dan met toe dan wederom met opene oogen, zittenna verloop van tusfchen de vyf en zes uren vond men hem fchielyk dood liggen. Deze flang was, volgens ontfangen bericht, op eene plantagie in Suriname gevangen, in het begin yan grasmaand des jaars 1765., en had y DE VERGIFTEN. 317

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 365