DE VERGIFTEN. 33I met hevigen dorst gepaardgedurige flaaploosheid; koorts; onwillige op richting der manlykheid; huivering fchrik, en beving, op het zien van wa ter of andere vochten; met belette doorzwelling derzelvenmaken den doorgaanden loop uit van dit tydperk: en deze watervrees mag men dan aan merken als het zekerfte kenmerk van het woedende vergift, waarmede dely- der is befmet geworden. Eindelyk, in het laatfte tydftip, beginnen alle deze toevallen fchielyk in hevigheid ver meerderd te wordendewyl het ramp zalige voorwerp, op het hooren alleen van den naam van water, in dolheid uitfpat, en door hevige ftuiptrekkingen word aangedaan; deftem raakt heesch uit ontbéring van vochtende tong hangt hem affchuwlyk uit den mond en dewyl de ellendige zyn eigen fpeek- fel niet durft indikken blyft het fchui- mend hangen om de lippen: fommigen hebben tusfchenpozende vlagen van dolheid; anderen blyven volkomen by hun verftanden waarfchuwen de om- ftanders om zich voor het fpeekfel te wachten'twelke zy, in hunne hygende benaauwdheid van ademhaling, van zich af-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 379