trent gewaar word. Zeker is het, dafi alle fchryvers daarin overeenftemmen, dat de lyder, niet dan met de hoogfte moeite; en de meesten niet dan met grooten fchrik, béving en trilling; kunnen drinken: en van welk Itandvas- tig verfchynfel, de ziekte den naam van watervrees ontleent de daarop- volgende convulfeeof ftuiptrekkingin de werktuigen der aoorllikkingzoo dra de lyder tracht het ingenomene vocht door te flikken, is ook een ftand- vastig verfchynfel, waardoor de zie ke op het allerhevigfte word aange daan en de doorgang der vochten be let word: by de meesten is het ge zicht van water alleen genoeg, om hen van drinken af te houden; zelis de po ging om te drinkenbrengt by de mees ten convuijiën voort in de fpieren van het aangezichtde ziel des lyders reeds in zyne denkbeelden onthutst en belemmerd, fchynt als een voorafge- voel te finaken van eene ondraaglyke aandoening; dewyl zy pas five of iyde- lyk word aangedaan hoewel de wy- ze daarvan moeilyk te begrypen is. Dewyl nu het lichaam des lyders, door zulke hevige ftuip trekkingen ge- Y 2 lol- DE VERGIFTEN. 339

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 387