Hoe het venyn kan blyven hangen aan kleederen en andere voorwerpen, ziet men by caelius aurelianus (z). Eene naaifter, een gefcheurd krygs- kleed van iemand te verllellen heb bende, die door een dol dier gebeten was; en, onder het werk, den doorgei trokkenen draad afbytende, bevochtig de zy denzelven met het fpeekfel van haren mond, en likte de naden der lap pen met de tong: zy werd op den derden dag dol. Een byna gelyk geval vindt men by hildanus, die ook mel ding maakt van een' jongeling die een' verroesten degen, waarmede voor ettelyke jaren een dolle hond doorfto- ken was fchoon en glanzig makende onvoorziens zich daarmede in den vin ger kwetftehy verviel in dolheid en kwam ellendig om. Hoe eene enke le Ichrap, door eene dolle kat, op den rechterduim van de handdaar naauw- lyks de opperhuid beledigd was, een' mensch tot dolheid gebracht hebbe: verhaalt dezelve hildanus (a). Dat de belmetting per congresjum rnavitaUm, of ge* 348 G. DE WIND OVER (z) caelius aurelianus: Lib. III. Clip. 9. (a) iiildani Opera meilieo'Chirurg: Obf. bó. cen- fur. I. pug. 65.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 396