DE VERGIFTEN. 357 tjes langen tyd in een' ftaat van werk loosheid kannen blyven en van eenen taaijen en vasthechtenden aard zynwaarvan ik voorbeelden heb aan gehaald dat zy, uit hunne fchuilhoe- ken zich ontwikkelende, in eene vlug ge doordringende kracht van werking uitbarften,* en niet ailereerst het bloed aandoen, maar fui fimiles humor esna- menlyk de waterachtige en fpeekfel- vochten van het menfchelyke geitel zel ve: waaraan zy hetzelfde vergiftigend vermogen mededeeienna hen beroofd te hebben van die zachte geaardheid, en dien naauwen band van vereeniging, die hun nacuuriyk eigen is. Voor het overige zoude men dit vergift kunnen befchouwenals eene ontbondene masfa of klomp van verrotte olieachti ge, zwavelachtige, en bytende zout- deelenvan eene lymige, gistende, en geestryke natuur: in welke laatfte hoedanigheid mogelyk de kracht van het vergift zit: want anders zoude het fpeekfel der fcorbutici of fcheurbuiki- gen, tot zyn' hoogften trap van verrot ting opgeklommen, en alles txu'cerêr en- dewat hun in den mond voorkomt, Z 3 even

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 405