HÉT CÜPRUM AMMONIACÜM. 383 ZEVENDE GEVAL. Een meisje van diep in de twintig jarenzeer wanftaltig van maakfei had nooit geregeld de maandeiykfche ontlastingen gehad: federt verfcheide jaren had zy, van tyd tot tyd, fterke hyjlerijcbe toevailen gehad, die naarby vallende ziekte kwamen. Dezen wer den voorgegaan door hevige hoofdpy- nen pyn in de lendenen duizelig heid en eene kleine trekking in dé handen. Dit hield fomtyds één' of twee dagen aan wanneer zy op eens plot- feling nederviel, en de zwaarfte ftuip- trekkingen over het geheele lichaam kreegdezen duurden lömtyds zes uren zonder tuslchenpozingzy was dik- wyls van alles bewust dat 'er omging doch op andere tyden wist zy van niets: dikwyls kwamen deze toevallen verfcheidenereizen op één' dag te rug; zoo dat zy eens achttien uren van de vierentwintig in kuipen gelegen heeft. Te vergeefs had men alle zenuwmid delen, de zoogenaamde antibyflerica èmmenagoga en roborantia gebezigd dan niets voldeed. Eindelyk kwam het zoover dat zy nimmer van de' on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 431