452 A. VAN SOLINGEN, BERICHT
van het been gevoedt; zoo dat dit al-
tyd kouddoof, en als onvermogend
wasin één woordhet gaan was zoo
pynlyk en vermoeijend, dat een enke
le kerkgang altyd eenige koorts, en
niet zelden eene zware, veroorzaakte.
Daar wyders de ftoffen, welken het ge-
Zwel voedden, weder voor een gedeel
te in den omloop van het bloed te
rug kwamen, en ook anderen daaruit
werden opgeflurpt; verwekte dit in
de lyderes, die anderszins een der ge-
zondlte en fterkfte geftellen heeft
eene aanhoudende ongefleldheid: labo
rerende zy meestal aan intermitterends
fluipkoortfenwelken ik wel telkens
door zachte aperientiareJolventiay en
eccoprotica kon overwinnendoch wel
ker recidivewegens de voortdurende
oorzaakonmogelyk konde worden
voorkomen.
Zoo veel ongemak, dat de lyderes
doorgaans ongefteld, doorgaans pyn
lyk maakte, en tegelyk van voorname
genoegens des levens beroofde, maak
te de operatie alleszins wenschlyk ;zoo
maar de diagnofis van het gezwel zelve
hierin geene zwarigheden opleverde.
Ik verklaarde dezelve alleszins doen
baar