454 A. VAN SOLINGEN, BERICHT Wat de verfpreiding der zenuwen be treft: de takkendie het gezwel kon den doorloopenmoesten hunnen óorfprong nemen uit de achterfle ver- lengiels van de lendenzenuwenik wist wel, dat dezen uit dienzelfden tronk fproten, wiens voorile verlengfels ee- ne onmiddelyke gemeenfchap hebben met de groote tusfchenribbige ze nuw: doch ik wist ook, dat afgefnede- nc zenuwen geene toevallen verwek- kente min daar het gezwel doof, en byna ongevoelig was: de plaats zelve van deszeifs inplanting was geheel vry van peesachtige uitfpanfels: de anders zins gezonde, llerke, en vigoure-uft copftitutze van de lyderesdie meer eene vrouw van 40. dan van 60. jaren geleek begunftigde eindelyk de on derneming volkomen. Vooral kwam, ten laatften, by my in aanmerking het Ichroomlyke voor uitzicht van aanftaand gevaar, 't welke dir gezwel verwektedoor de zwaar te begon 'er doorzakking plaats tc heb ben: de huid begon van onderen open te gaan: niemand kon der lyderes verzekerenof het niet eenmaal kwaad aardig zoude wordenen of deszelfs ver meer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 502