464 J. DE PUYT, BERICHT VAN vliezen bleef ik in diezelfde gedach ten. Ik werd, wel is waar, een zacht on effen deel gewaareven alsof de moe derkoek placentazich aanbood: dan het niet tegenwoordig zyn eener bloed- ftorting, welke niet kan misfen in het laatstgemelde geval plaats te hebben, belette my het daarvoor te houden: en deed my befluiten, dat eenig an der deel, dan het hoofd, zich aanbood; en het kind tegennatuurlyk gelegen was. Aanflonds befloot ik derhalven de hand in de baarmoeder te bren gen, om my volkomen van de plaat- fmg der vrucht te onderrichten: het gene my, dadelyk door het gevoel van de ooren den neken het aan gezicht in flaat Heldeom van de wanftaltigheid en plaatfing der vrucht met volle zekerheid te oordeelen: waarna ik dacht best te wezen, om alles aan de natuur over te latenge- lyk ik dan ook deed: met dit ge volg, dat de vrouw zeer voorfpoedig van eene levende dochter verloste welke (uitgenomen de wanftaltigheid, waarvan de befchryving en afbeelding aanftonds volgt,) dik, vet, en vol-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 512