4 66 J. de ruyt bericht van het gezweldat zich daar ter plaats ver toonde, des te beter te doen zien,) zich zoo duidelyk niet vertoont, als wel in de tweede Plaatwaarin het hoofd van ter zyde is afgebeeld. Ten vierden: dat de oogen flerk uitpuildendoor het ont breken van het bovenfte gedeelte van de oogholtens orbitaeen dat de oog appels pupillaebuitenwaards gekeerd waren. Ten vyfdenin de plaats der her- fenpan vertoonde zich een zacht onef fen gezwel hetwelke hoogrood van kleur, even als een naevus maternus, of moedervlak, grooter in zyn omtrek dan een dukaton, en ruim twee vingeren dik was. Dit gezwel was met geene huid, noch hair bedekt; maar alleen bekleedt met een dun doorfchynend vlies, dat gemeenfchap met de opperhuid fcheen te hebben en waaruit, zoo lang het kind leefde, eenig dun waterachtig vocht vloeide: zynde waarfchynlyk dit vlies inde verlosüng eenigszins ge- •fchonden geworden. Eenige dagen na den dood van het gemelde kind gelegenheid krygende, om hetzelve, in tegenwoordigheid van mynen vriend, den Heer Med, Doctor j. v. ermerins, nader te befchouwen: bej o CJ

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 514