492 J. WATERVLIET, OVER HET
vallen bedaarden. Een uur later begon
zy weder over eenige benaauwdheid
te klagen, zynde dit een voorbode
van eenen aannaderenden nieuwen
aanval: doch deze werd, door het
toebrengen van eenige fchokken, af
geweerd; en de uitwafeming tevens
weder zeer bevorderd: terwyl zy 't
overige van dien nacht in eenen zeer
verkwikkelyken flaap doorbracht. De
derde nachtwanneer zy des daags
twee lichte aanvallen weder had ge
had waarin ik haar als te voren be
handelde, was de eerlle, dien zy, fe-
dert eenen geruimen tydzonder
eenig aanmerkeiyk toevalvry gerust
doorbracht; terwyl hare lichaamsge-
fleldheiden vooral hare ingewan
den, die door een onmatig gebruik
van thee en koffy zeer verflapt waren
ook aanmerkeiyk begonden te verller-
ken: daar ik haar, in plaats van warm
water, nu en dan een' teug goeden wyn
liet gebruikenzoo dat zy nu allerlei
foort van fpyzen, zonder groot onge
mak ook begon te nuttigen.
De vleijende hoop van eene, in dit
leven, waarlyk ellendigenatuurgenoo-
te, die door de deerlykfte toevallen
ge»