V. D. PALMRF.ÜZ. DER O. V/AER. 503 belet ons niet, om uit allés, wat wy thans zien, en uit berichten van vori ge tyden weten, dit beiluic op te ma ken: 'er moeten in de oude waereld zoodanige zonden bedreven zyndie GODS lankmoedigheid niet dragen die Zyne wysheid niet dulden kon, of anders zouden nimmer de Huizen des hemels geopend, noch de fonteinen des afgronds zyn opgebroken geworden Dit blyft echter eene loutere onder- ftelling, zoolang wy door geene uit- fpraken der Openbaring dezelve be vestigd zien; noch daarin iets gewaar worden van eene buitengewone mis daad vóór den zondvloed gepleegd. Maar aan den anderen kant, zoo wy eenige berichten vinden van de boos heid der ftervelingen in die tyden verdienen dezelven onze opmerking en zoo zy afgebrokengeheimzin nig worden voorgedragen eifehen zy een naauwkeurig onderzoek, en ver wekken een fterk vermoeden dat 'er iets buitengewoons onder het ver- zwegene verborgen ligge. Ï11 de korte gefchiedenis van de godloosheid der menfchen, vóór den zondvloed, vinden wy een zeer aan- I i 4 mer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 553