506 J. H. VAN DER PALM, OVER DE H. Schrift, fpreekt men zoo afgebro ken niet van geheel onbekende din gen en men noemt geene beruchte mannenmannen van naam, de zooda- nigenwaarvan alle gedachtenis is verloren gegaanbehalven dat eene misdaad, die de verwoesting van den aardbodem ten gevolge gehad had niet lichtelyk vergeten konde worden zeifs niet in verfcheidene eeuwendie den zondvloed zyn opgevolgd. Het geen wy derhal ven hier van de reuzen iezen, is meer gefchikt om on ze nieuwsgierigheid op te wekken dan om dezelve te voldoenhet fpoort ons aan tot verder en naauw- keuriger onderzoekwaarin wy niet mogen wanhopen aan eenige voldoe ning en waartoe de bronnen voor ons geopend zyn. Want zoo de ge- fchiedenis der reuzen vele eeuwen na den zondvloed is bekend geble ven zoo zy met de bewoners der vernieuwde waereld overal is ver- fpreid geworden: dan kunnen wy misfchien de fporen derzelve ontdek kenof in ongewyde bladeren; of in de H. Schriften van een' lateren tyd. De ongewyde berichten meiden ons van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 556