reuzen der oude waereld. geweest zy, dat de balddadigheid der reuzen vóór den zondvloed eene onderneming tegen de oppermacht van GOD gewaagd hebbe, die niet kwa- lyk naar een' hemelftorm geleek: ik bedoel eene poging, omtegen het uit- drukkelyk bevel van GOD, de gewes ten van ongehoord geluk te herwin nen. De volgende aanmerkingen zul len myne meening ontwikkelen en altans, zoo ik hoop, van den blaam der ongerymdheid vryfpreken. Vooreerst: hoe men ook denken moge, aangaande het tegenwoordigs beftaanof niet beftaan, van het ouae paradys der onfchuld: dit is ten min- ften zeker, dat het, na de uitdryving onzer eerde voorouders, niet verwoest of vernietigd zywant dan was 'er niets noodig geweest, om hun de we- derkeering tot hetzelve te beletten en wy zouden van geene fchrikdie- naars der goddely&e Majejieit kun nen lezen, die den toegang tot den boom der onfterfelykheid affloten. Ja de naauwkeurige bepaling van de plaats, waar het Paradys lag, met be trekking tot andere plaatfen der reeds bewoonde waereidgen. II. onderllelt dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 559