52O J. H. VAN DER PALM, OVER DE
heimenis (of diep in het ontcegan-
kelyke):
v Ik wil flygen op de hoogtens der wol-
v ken:
v Ik zal gelyk worden den allerhoog-
sten!
En, nu, zyt gy neergeworpen in het doo-
denryk: in des zeïfs diepfle fpehnk!
Deze zonderlinge woorden verdie
nen alle onze aandacht. Wy vinden
hier uitdrukkelyk gewag gemaakt van
eene foort van hemelstorm. De Ba-
bylonifche Vorst Hond GOD naar de
kroon, en wilde hem gelyk worden
tot dat einde wilde hy ten hemel opklim
men: hoogtens der wolken (dat is, ber
gen wier kruinen in de wolken raak
ten) be fly gendan op den berg der fa-
menkomst boven de (lerren gods zyn*
zetel vestigenen beheerfchen het ryk
der geheimenis. Laten zulke dingen
zich zeggenzonder eenigen hiflori-
jchen grond der oude overlevering?
Het is waarjesaias fpreekt als Dich
ter: hy fpreekt by vergrooting: en
wy moeten zyne woorden niet naar
de letter toepasfen. Want, wat dan
pok de reuzen geweest zynde Baby-
ht