522 j. h. van der palm, over de litdie zyne nationals waarde, en de geduchtheid van JEHOVA den Landt- GOD gevoelde: - dezé/esaias fpreekt, of doet anderen fprekenvan 'eene 11 koningdie de heilige (lad vermeeste ren den berg van GODS heiligheid beklimmenen de heerlykheid des Heeren ontluisteren wilde hy zoekt eenc vefgelyking voor deze vermetele onderneming; en vindt die nergens, dan in de roekelooze woe de dier oude reuzen, die den zetel der Goddeiyke geheimenis wilden inne men: hy doet hem voorkomen, als in fnoodheid en opzet aan dit goddeloo- ze rot geiyk, en nu één lot met hen deelachtigneêrgeflort uit den hemel! Dus behoudt men de poëtifcbe zinne beeldige en vergrootende taal en men fchryft hem nochtans geen win derig non fenfe toewaarvan men al- tyd de hraëliiifche dichters met vry- moedigheid kan vry verklaren. Niet alleen zyn in deze redevoe ring opmerkeiyk de uitdrukkingen: opklimmen ten hemel: uit den hernel nedervallenklimmen boven de boog tent der volken dat isdie tot de wolken reikenmen zou dezelven zoo

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 572