reuzen der oude waereld. 525 doen opflaan (a). Voor dooden ftaat in den gror\dtext een woord, dat ei- genlyk en meestal reuzen beteekent: Itraks zal ik pogen waarfchynlyk te makendat menook hier ter plaats, deze beteekenis moet houden: nu moet ik een' oogenblik ftilftaan by de benaming bokken der aarde. Ie der meent deze woorden genoegfaam toegelicht te hebben, wanneer hy ge zegd heeft dat bokken der aarde be- teekene vorflenvoorgangers dewyl gewoonlyk de bokken vóór de kudde heen gingenen dat zy dus voorko men by zacharias X. vs. 3. doch men vergeet hierby dat hier van groote geweldenaars gefproken wor de; even roekeloos als de gefneuvel- de Koning van Babylon: en dat het, in een zoo ryk en majeflueus lied, veel te arm en krachteloos zvn zoude, de zen alleen vorflen of voorgangers te noemen. By zacharias komen ook de bokken in 't geheel niet voor als machtige vorftenmaar als een' graad minder dan de herders als de oud- ften (a) Zx> vertalen de LXX. de laatfte dezer vroor* den, en hunne overzetting is hier, taalkundig, even goed als de onze.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1790 | | pagina 575